2.6 Emissiebronnen - verdieping - scheepvaart
In deze video leggen we uit hoe scheepvaartbronnen worden aangemaakt. Binnen deze sector wordt onderscheid gemaakt tussen zeescheepvaart en binnenvaart. U maakt daarmee een keuze in het type schepen dat zich op de vaarroute bevindt. Wanneer u kleinere schepen, zoals recreatievaart, en recreatiehavens wilt invoeren, dan dient u dat te doen via de sector 'Anders'. Deze vaartuigen kunnen niet via de sector 'Scheepvaart' worden ingevoerd. In deze video geven we eerst uitleg over het invoeren van binnenvaart. Daarna geven we uitleg over het invoeren van zeescheepvaart.
Net als bij wegverkeer wordt scheepvaart ten gevolge van een project over het algemeen meegenomen tot het is opgenomen in het heersend vaarbeeld. Buitengaats wordt zeescheepvaart beschouwd als onderdeel van het heersende verkeersbeeld en hoeft dit niet te worden gemodelleerd. Het manoeuvreren van schepen wordt in AERIUS Calculator verdisconteerd in de emissie van de binnengaats vaarroute op basis van de bij de scheepscategorie horende tonnageklasse. Dit hoeft daarom niet als aparte bron gemodelleerd te worden. Daarnaast hanteert AERIUS Calculator een ophoogfactor bij het passeren van sluizen ten gevolge van oponthoud en manoeuvreren. Deze ophoogfactor wordt automatisch toegepast binnen een vast gebied rondom de sluis. Bij de modellering hoeft hier dan ook geen rekening mee gehouden te worden, tenzij er aanpassingen aan de sluis zelf gedaan worden.
Voordat we beginnen met uitleg over het aanmaken van scheepvaartbronnen, wijzen we u op de kaartlagen voor scheepvaart. Via deze kaartlagen kunt u het bestaande scheepvaartnetwerk inzichtelijk maken op de kaart. Onder 'Binnenvaart netwerk' vindt u vaarwegen. Onder 'Scheepvaart netwerk' vindt u de aanhaakpunten. Onder 'Zeescheepvaart netwerk' vindt u informatie over zeescheepvaart. U kunt deze kaartlagen aanzetten wanneer u werkt aan het invoeren van scheepvaartbronnen.
We beginnen met een toelichting op het modelleren van binnenscheepvaart. AERIUS Calculator maakt onderscheid tussen varen en stilliggen. Voor de sectorgroep binnenscheepvaart bestaan daarom twee sectoren: aanlegplaats en vaarroute.
We beginnen met het aanmaken van een aanlegplaats. Een schip kan ergens aanleggen als overnachtingsplaats of rustplaats of om te laden en lossen. Een aanlegplaats kan worden ingevoerd als puntbron, lijnbron of vlakbron. De emissie is afhankelijk van het aantal schepen, de duur van het verblijf en het type schepen. Wij maken nu een vlakbron aan. We sluiten het intekenen af door dubbel te klikken. Vervolgens gaan we naar het tabblad 'Vaartuigen, bezoeken, verblijftijd en emissie'. We klikken op 'Nieuwe subbron'. Allereerst geeft u een beschrijving van de aanlegplaats op. Wij noemen deze aanlegplaats 'Test'. Vervolgens geven we op welk scheepstype hier kan aanleggen. U maakt een keuze uit de lijst met binnenvaartschepen. U vult ook het aantal bezoeken, de verblijftijd, het percentage dat het scheepstype walstroom gebruikt en het percentage belading in.
Vervolgens klikt u op 'Bewaar'. We hebben nu een aanlegplaats aangemaakt. Door opnieuw te klikken op de knop 'Nieuwe subbron', kunt u meer scheepstypen toevoegen aan de aanlegplaats.
Voor binnenvaartschepen moeten ook vaarroutes worden ingetekend. We gaan nu verder met het invoeren van een vaarroute. Om een vaarroute aan te maken kiest u voor 'Scheepvaart', 'Binnenvaart: vaarroute'. Er wordt altijd gebruikgemaakt van een lijnbron. Wij hebben de kaartlaag 'Binnenvaart netwerk' aanstaan. Daarom zien we dit netwerk op de kaart. Dat kan helpen bij het invoeren van de lijnbron. Door te dubbelklikken sluit u het aanmaken van de lijnbron af. Vervolgens gaat u naar het tabblad 'Vaarwater, vaartuigen en emissie'. Op basis van de ingetekende route stelt AERIUS zelf een vaarwater voor. We zien dat hier het vaarwater 'Waal' is geselecteerd. U kunt handmatig een ander vaarwater selecteren. Voor de grote rivieren (Waal, IJssel, Lek) geeft u daarnaast aan of er sprake is van stroomopwaarts of stroomafwaarts varen. Stroomopwaarts is het brandstofverbruik en daarom de emissie hoger dan stroomafwaarts. AERIUS geeft de stroomrichting aan voor de ingevoerde vaarroute op basis van het begin- en eindpunt van de getekende lijn. Als gebruiker is het aan u om dit te controleren en wanneer nodig aan te passen. Bij het bewerken van een vaarroute zijn A en B zichtbaar op de kaart om te helpen bij deze controle. Voor elk type vaarwater waar het schip over vaart moet een aparte route worden aangemaakt. Dat betekent dat er vaak met meerdere losstaande routes gewerkt wordt. Daarna klikt u op 'Nieuwe subbron'.
U kunt nu schepen toevoegen aan de route. Voor elk type maakt u een nieuwe subbron aan. Wij kiezen nu voor een duwstel. Bij de vaarroutes wordt aangegeven welk percentage van de schepen beladen is. Om die reden worden voor deze routes
aan- en afvaren apart gedefinieerd. Indien vaarroutes vanuit een aanlegplaats gedefinieerd worden, dan starten of eindigen alle vaarroutes vanaf één aanlegplaats. Voor beide richtingen geven we dus aan hoeveel vaartuigen van deze route gebruikmaken en welk percentage deze vaartuigen beladen zijn.
In beeld: Van A naar B: 50 vaartuigen per jaar, 90 procent beladen. Van B naar A: 50 vaartuigen per jaar, 10 procent beladen.
VO: We gaan nu kijken naar het onderdeel zeescheepvaart. Ook hier maakt AERIUS Calculator onderscheid tussen varen en stilliggen. Voor varen wordt er daarnaast onderscheid gemaakt tussen een binnengaats route of een zeeroute.
Een aanlegplaats wordt op dezelfde manier aangemaakt als bij binnenvaart. Toch is er een verschil. Een binnengaats route kan namelijk gekoppeld worden aan een aanlegplaats voor zeescheepvaart. Koppeling van deze vaarroute aan een aanlegplaats zorgt ervoor dat bij de emissiebepaling rekening wordt gehouden met een ophoogfactor voor het manoeuvreren in de buurt van een aanlegplaats. Later in deze video laten we zien hoe de aanlegplaats en de vaarroute
gekoppeld worden. Nu maken we alleen de aanlegplaats aan.
In beeld: Aanlegplaats wordt aangemaakt met behulp van een vlakbron. De oppervlakte is 92,51 hectare.
VO: We zien dat de lijst met scheepstypen is veranderd, omdat we nu hebben gekozen voor zeescheepvaart in plaats van binnenvaart. We vullen ook het aantal bezoeken, de verblijftijd en het percentage van verblijftijd dat walstroom wordt gebruikt in.
In beeld: Ingevoerd wordt: 40 bezoeken per jaar, een verblijftijd van 36 uur en een walstroom van 50 procent. Vervolgens wordt op 'bewaar' geklikt.
VO: Voor zeescheepvaart kunnen verschillende vaarroutes worden gekozen, namelijk binnengaats route en zeeroute. We lichten nu eerst de binnengaats route toe. Een vaarroute dient altijd een lijnbron te zijn. We tekenen deze in op de kaart
door te klikken. We sluiten het aanmaken van de bron af met een dubbelklik. De binnengaats route is de route die een schip neemt om de haven in en uit te varen. AERIUS neemt aan dat dit via dezelfde route gebeurt. Het aantal vaarbewegingen wordt automatisch het dubbele van het aantal bezoeken. Specifiek voor binnengaats zeevaart kan een gebruiker het begin- en/of eindpunt van een vaarlijn koppelen aan een aanlegplaats voor zeevaart. Koppeling van de vaarroute aan een aanlegplaats zorgt ervoor dat bij de emissieberekening rekening wordt gehouden met een ophoogfactor voor het manoeuvreren in de buurt van de aanlegplaats. De aanlegplaats wordt geselecteerd in het tabblad 'Aanlegplaatsen'. In het tabblad 'Zeevaartuigen, type en emissie' dient men via de knop 'Nieuwe subbron' een aantal specificaties over de zeevaartuigen in te vullen. Er opent automatisch een veld waarin u een beschrijving kunt opgeven en het juiste type zeevaartuig kan selecteren uit de lijst. Ook dient u het aantal vaarbewegingen op te geven. Klik vervolgens op de knop 'Bewaar' wanneer alle velden zijn ingevuld.
Voor aanlegplaatsen met een vaarroute voor zeeschepen wordt de vaarroute in alle gevallen met een rechte verbinding aangesloten op het aanhaakpunt in de havenmond. Hier gaat de binnengaats route over in een zeeroute. U kunt de aanhaakpunten inzien door de kaartlaag 'Scheepvaart netwerk' aan te zetten. Het is noodzakelijk om routes via dit punt te laten lopen. Als u slechts een deel van deze route wilt meenemen in de projectbijdrage, bijvoorbeeld omdat het vaartuig eerder is opgenomen in het heersend vaarbeeld, of als slechts een deel van de route aan uw specifieke project is toe te kennen, kunt u de aanlegplaats en de mee te nemen route beter los van elkaar intekenen. Er kan ook worden gekozen voor een zeeroute. Ook deze route wordt ingetekend als lijnbron. Na het intekenen van de vaarroute klikt u op het tabblad 'Zeevaartuigen, type en emissie'. U voert vervolgens de gegevens in en klikt op 'Bewaar'.