2.4 Emissiebronnen - verdieping - landbouw - dierhuisvesting

In deze video gaan we dieper in op het onderwerp dierhuisvesting. Dit is een onderdeel van de invoer binnen de sector landbouw. De emissies vanuit stallen worden automatisch bepaald op basis van diersoort, huisvestingssysteem en aantallen. Wanneer daarnaast ook een additionele techniek of voer- en managementmaatregel wordt toegevoegd, wordt het eventuele effect hiervan op de stikstofemissie meegenomen. We tonen u hoe u emissies uit dierhuisvesting kunt invoeren via een Ow-code en via een eigen specificatie.

Om emissies uit dierhuisvesting in te voeren in AERIUS Calculator, klikt u onder 'Emissiebronnen' op 'Nieuwe bron'. Als sectorgroep kiest u 'Landbouw'. Als sector kiest u 'Dierhuisvesting'.

Vervolgens gaat u naar het tabblad 'Locatie'. U klikt op het pijltje en zoekt de locatie van de stal op de kaart. Bij stallen is het uitgangspunt dat elk emissiepunt als aparte puntbron wordt gemodelleerd. Wanneer er echter meerdere
gelijkwaardige emissiepunten zijn, zoals verspreid liggende ventilatoren van dezelfde afmetingen en capaciteit, dan kunnen deze samengevoegd worden tot één emissiebron. We laten vier veel voorkomende situaties uit de praktijk zien.
Een stal met één emissiepunt, een stal met meerdere gelijkwaardige emissiepunten, een stal met meerdere niet-gelijkwaardige emissiepunten, en natuurlijke ventilatie.

Bij een stal met één emissiepunt kunt u denken aan een luchtwasser. U plaatst de puntbron op de locatie waar het emissiepunt zich bevindt. Vaak kent u deze locatie. Zo niet, dan kunt u de locatie mogelijk vinden in de vergunning van de stal.

Bij een stal met meerdere gelijkwaardige emissiepunten, zoals verspreid liggende ventilatoren, kunt u deze combineren in één emissiepunt. Dit emissiepunt plaatst u op het geometrische middelpunt van de emissiepunten. Wanneer de stal zich binnen 200 meter van een Natura 2000-gebied bevindt, heeft het de voorkeur om alle emissiepunten als losse bronnen te modelleren.

Een stal met meerdere niet-gelijkwaardige emissiepunten komt vaak voor in pluimveestallen. Denk bijvoorbeeld aan nok- en eindgevelventilatoren met daarnaast een warmtewisselaar. Omdat er sprake is van niet-gelijkwaardige emissiepunten, kunnen de emissiepunten niet samengevoegd worden tot één centraal emissiepunt en dient er een inschatting gemaakt te worden van de verdeling van de emissie per emissiepunt. Alle emissiepunten dienen elk als apart emissiepunt gemodelleerd te worden. U maakt een inschatting van welk deel van de emissie per punt de stal verlaat, waarbij het maximale debiet van de ventilatoren bepalend is.

Voor een stal met natuurlijke ventilatie wordt aanbevolen deze als puntbron te modelleren. Stallen met natuurlijke ventilatie worden gemodelleerd als één puntbron in het midden van de stal als er ventilatieopeningen zijn in alle zijden van de stal. Is de stal aan één zijkant open, plaats dan de puntbron in het midden van deze zijde. Het modelleren van stallen met natuurlijke ventilatie als lijn- of vlakbronnen is niet foutief, maar ook niet wenselijk. Ook bij stallen
met een geforceerde horizontale uitstoot, of geforceerde verticale uitstoot met een minimale impuls, kan de emissie als natuurlijke ventilatie gemodelleerd worden.

Na het kiezen van de locatie gaat u naar het tabblad 'Bronkenmerken'. U wordt hier gevraagd om een aantal gegevens in te voeren. Bij 'Oprichting dierverblijf' zet u de oprichtingsdatum van de stal. Vervolgens kunt u aanklikken of er sprake is van gebouwinvloed. In een latere video geven we meer uitleg over gebouwinvloed. Daarom vinken we deze optie op dit moment niet aan. Bij de wijze van ventilatie kunt u aangeven of er sprake is van niet-geforceerde of geforceerde ventilatie. Niet-geforceerde ventilatie is natuurlijke ventilatie, bijvoorbeeld door de wind. Geforceerde ventilatie is ventilatie die aangedreven wordt, bijvoorbeeld door een ventilator.

Bij uittreedhoogte vult u in op welke hoogte de emissies de stal verlaten. Er wordt gedoeld op de hoogte ten opzichte van het maaiveld. Deze wordt ingevoerd in meters. We lichten drie voorbeelden toe. Wanneer er sprake is van een stal
met één emissiepunt, voert u de hoogte van dit emissiepunt in. Wanneer bij een stal met meerdere ventilatoren het geometrisch middelpunt als bron wordt ingevoerd, dan wordt de gemiddelde hoogte van alle ventilatoren bepaald en ingevoerd als uittreedhoogte. In stallen met natuurlijke ventilatie met zijwand- en nokventilatie wordt de lucht voor een belangrijk deel via de nok afgevoerd. Daarom wordt als uittreedhoogte de nokhoogte ingevoerd. Als er geen ventilatieopeningen in de nok zitten, maar alleen in de zijwand, dan wordt als hoogte de hoogte van het midden van de opening ten opzichte van het maaiveld aangehouden.

Wanneer u heeft gekozen voor niet-geforceerde ventilatie, dan wordt u gevraagd om de warmte-inhoud in te voeren. U kunt deze op '0' laten staan. Daarna vult u de temperatuur van de emissie in. U vult deze alleen in wanneer u heeft gekozen voor geforceerde ventilatie. Deze temperatuur staat standaard op 11,85 graden. Dit is de gemiddelde luchttemperatuur in Nederland. De gemiddelde jaartemperatuur in stallen ligt vaak hoger. Dat zorgt voor warmte-inhoud. Het standpunt van de overheid is echter dat de warmte-inhoud van stalemissies verwaarloosbaar is. Daarom wordt deze niet meegenomen in verspreidingsberekeningen. U kunt de temperatuur daarom op 11,85 graden laten staan. U kunt er als gebruiker voor kiezen om wel een andere temperatuur in te vullen. U dient dan zelf te onderbouwen waarom u afwijkt van de standaardmethode. Dat kan bijvoorbeeld door meetwaarden te overleggen over de periode van minimaal een jaar.

Wanneer u kiest voor geforceerde ventilatie, vult u daarna de uittreeddiameter in. U hoeft deze informatie niet in te vullen als u kiest voor niet-geforceerde ventilatie. AERIUS rekent altijd met een ronde uitstroomopening. Bij emissiepunten met een niet-ronde uitstroomopening, zoals een luchtwasser of stuwbak, rekent u uit wat de diameter van een cirkel is met hetzelfde oppervlak als uw niet-ronde opening.

Wanneer u kiest voor geforceerde ventilatie, vult u daarna de uittreedrichting in. U hoeft deze informatie niet in te vullen als u kiest voor niet-geforceerde ventilatie. U kunt kiezen voor horizontale of verticale uitstoot.

Wanneer u kiest voor geforceerde ventilatie vult u daarna de uittreedsnelheid in. U hoeft deze informatie niet in te vullen als u kiest voor niet-geforceerde ventilatie. De uittreedsnelheid, in meter per seconde, is de ventilatiecapaciteit, in kubieke meter per seconde, gedeeld door het doorstroomoppervlak, in vierkante meter, van het emissiepunt. Voor het bepalen van de ventilatiecapaciteit zijn standaardnormen per diercategorie opgesteld. U kunt meer informatie over deze normen vinden in de 'Instructie Gegevensinvoer' voor AERIUS Calculator.

Vervolgens gaat u naar het tabblad Huisvestingssystemen, dieren en aantallen. U klikt op 'Nieuwe subbron' om een huisvestingssysteem toe te voegen. Binnen een stal kunnen zich meerdere huisvestingssystemen bevinden. We kijken nu eerst naar het invoeren van een huisvestingssysteem via de Ow-code. Nadat u heeft geklikt op 'Nieuwe subbron', komt u automatisch in het volgende scherm terecht. Onder 'Huisvestingssysteem' voert u uw Ow-code in. Op de website van het IPLO
staat een overzicht van alle Ow-codes. Hier kunt u uw huisvestingssysteem opzoeken om de bijbehorende Ow-code te vinden. U kunt de Ow-code intypen of selecteren in de lijst. Wanneer u klikt op de Ow-code, verschijnt onder in het scherm de emissiefactor. In dit voorbeeld is dat 1,8 kilo per jaar. Vervolgens vult u het aantal dieren in dat u in de stal wilt houden. Wanneer u aanvullende technieken toepast, kunt u dit invoeren. Denk bijvoorbeeld aan het toepassen van luchtwassers of managementmaatregelen zoals beweiden. U ziet de berekende emissie in onderstaande tabel.

Indien de emissiefactoren van dierhuisvestingssystemen uit de Omgevingswet tussen AERIUS-releases worden aangepast, dient via de optie 'Eigen specificatie' de juiste emissiefactor te worden toegevoegd. Voor aangepaste emissiefactoren
is dit nodig zolang AERIUS Calculator nog niet is aangepast. In alle andere gevallen waarin een eigen emissiefactor wordt gebruikt, dient deze onderbouwd te worden middels een wetenschappelijk onderzoeksrapport. We laten nu zien hoe u de emissie invoert via eigen specificatie. U gaat naar de optie 'Eigen specificatie'. Onder 'Omschrijving' vult u een zelfgekozen naam in. Onder 'Diersoort' kiest u de diersoort. Onder 'Aantal dieren' vult u in hoeveel dieren zich in de stal gaan bevinden. De emissies worden standaard in kg per dierplaats per jaar weergegeven. Tot slot vult u zelf de emissiefactor in. Op basis van deze informatie berekent AERIUS de emissie. Klik op 'Bewaar' om de ingevoerde gegevens op te slaan.