Invoer instructievideo's

Deze video's geven u als gebruiker van AERIUS Calculator uitleg over de invoer en het maken van een berekening. Er komen verschillende onderwerpen aan bod:

  • het importeren van bestanden
  • het invoeren van emissiebronnen
  • het uitvoeren van een rekentaak
  • de interpretatie van de resultaten

Daarnaast geven de video's uitleg over verschillende functies van AERIUS Calculator. Waar nodig staan links opgenomen naar meer informatie over het onderwerp.

1.1 Uitleg startscherm

Deze video geeft een uitleg over de functionaliteiten van het startscherm van AERIUS Calculator.

AERIUS Calculator is bereikbaar via de link calculator.aerius.nl. U ziet dan het startscherm. Het startscherm bevat een aantal onderdelen.

Aan de linkerkant van het scherm ziet u de menubalk. Een aantal opties zijn lichtgrijs gekleurd. Deze opties kunt u pas in een volgende stap gebruiken. Onder in de menubalk vindt u voorkeursinstellingen, een overzicht van sneltoetsen, een link naar de AERIUS Calculator-handleiding en een link om de taalinstellingen te wijzigen. In het menu 'voorkeuren' kunt u de optie 'geavanceerd importeren' aanzetten. Hier komen we later op terug. Ook kunt u aangeven of kaartlagen automatisch of handmatig aan- en uitgezet worden. Als u klikt op het menu 'sneltoetsen' verschijnt een overzicht van alle beschikbare sneltoetsen in AERIUS Calculator. Als u klikt op het handleiding-icoon wordt automatisch de handleiding 'Werken met AERIUS Calculator' gedownload. Als u klikt op het menu 'taalinstellingen' kunt u kiezen of u AERIUS Calculator in het Nederlands of in het Engels wil gebruiken. Let op: ook wanneer u AERIUS Calculator in het Engels gebruikt ontvangt u nog steeds een Nederlandstalige PDF met resultaten.

Naast het menu vindt u het introductiescherm. Hier kunt u onder andere de 'Snel-aan-de-slag'-gids downloaden.

Tot slot vindt u in het hoofdscherm opties om een berekening te starten. Dit kan op twee manieren: via 'nieuwe situatie' of via het importeren van een eerder gemaakte berekening. Een nieuwe berekening start u door te klikken op de knop 'Nieuwe situatie'. Over de functie 'importeren' vertellen we in de volgende video meer.

1.2 Importeren

Deze video geeft een uitleg over hoe u een berekening kunt importeren in AERIUS Calculator. De volgende onderwerpen komen in deze video aan bod: een bestand importeren, geavanceerd importeren, waarschuwingen en fouten, importeren afronden.

U kunt bestaande berekeningen importeren in AERIUS Calculator. Deze functie kunt u bijvoorbeeld gebruiken wanneer u een herberekening wilt uitvoeren, wanneer u verder wilt werken in een berekening waarmee u eerder bent gestart, of wanneer u een berekening wilt controleren.

U kunt bestanden importeren van het type GML, PDF, ZIP of RCP. Dit kan op twee manieren. U kunt de bestanden slepen naar het kader of u kunt het bestand op uw computer opzoeken via de knop 'Bladeren'. Wij importeren nu een bestand door het bestand te slepen naar het kader. Wanneer u een bestand importeert, ziet u door te klikken op het pijltje welke situaties het bestand bevat.

We schakelen nu de optie 'Geavanceerd importeren' in. U ziet dan per situatie aanvullende opties. Zo kunt u situaties samenvoegen of juist negeren en u kunt per situatie het situatietype aanpassen. Door op het pijltje naast een situatie te klikken, ziet u ook hoeveel emissiebronnen en hoeveel rekentaken de situatie bevat.

Naast het overzicht van de bestanden wordt ook een overzicht van fouten en waarschuwingen getoond. Dit bestand bevat bijvoorbeeld waarschuwingen. Wanneer we klikken op het tabblad 'Waarschuwingen' zien we dat een melding wordt getoond. Het gaat in dit geval om een waarschuwing, en niet om een fout. Begrijpt u niet wat een waarschuwing of fout betekent? U kunt dan altijd contact opnemen met het Landelijk Informatiepunt Stikstof en Natura 2000.

We ronden het importeren af door te klikken op de knop 'Importeer'. De bestanden worden vervolgens geladen in AERIUS Calculator.

2.1 Knoppenbalk invoerscherm (links) en lay-out scherm

Deze video geeft een uitleg over hoe u te werk kunt gaan nadat u een nieuwe situatie heeft aangemaakt of een bestand heeft geïmporteerd in AERIUS Calculator. In deze video wordt uitgelegd welke onderdelen op het scherm getoond worden. Ook worden de functies van de verschillende onderdelen van de knoppenbalk toegelicht.

Wanneer een nieuwe situatie is aangemaakt of een bestand is geïmporteerd in AERIUS Calculator, wordt dit scherm getoond. In deze video leggen we uit welke onderdelen op het scherm te vinden zijn. Daarnaast lichten we de functies van de verschillende onderdelen uit de knoppenbalk toe.

Aan de linkerkant van het scherm staan de stappen die u doorloopt wanneer u een berekening in AERIUS Calculator aanmaakt en invoert. Het startscherm hebben we in eerdere video's al bekeken. We bevinden ons nu in de stap 'Invoer'. In deze stap kunt u emissiebronnen aanmaken en plaatsen op de kaart. We komen er in een latere video op terug hoe dit precies werkt. In de stap 'Rekenpunten' kunt u rekenpunten aanmaken. Deze stap is met name van belang wanneer u eigen rekenpunten wilt aanmaken of wanneer uw berekening invloed heeft op gebieden in het buitenland. Wilt u hier meer over weten, bekijk dan de video over rekenpunten. De volgende stap is 'Rekentaken'. Hier kunt u rekentaken aanmaken en uitvoeren. Daarna ziet u de stap 'Resultaten'. Na het uitvoeren van een rekentaak vindt u hier de resultaten van uw berekening. De stap is nu nog lichtgrijs gekleurd, omdat er nog geen rekentaak is uitgevoerd. Tot slot kunt u uw berekening exporteren in de stap 'Exporteren'.

Wanneer u wisselt tussen de stappen verandert ook de informatie die op het hoofdscherm getoond wordt. In de volgende video's leggen we per stap uit welke informatie u ziet en wat u zelf moet invoeren. In deze video gaan we daar niet verder op in.

Aan de rechterkant van het scherm vindt u een knoppenbalk. In het notificatiecentrum worden meldingen getoond. U krijgt hier bijvoorbeeld bericht als uw rekentaak is afgerond of wanneer er sprake is van een foutmelding of waarschuwing.
U sluit het notificatiecentrum af door opnieuw op de knop met het belletje te klikken.

Onder kaartlagen staan alle kaartlagen die beschikbaar zijn in AERIUS Calculator. Een aantal kaartlagen zijn standaard geactiveerd. U kunt ook andere kaartlagen activeren door te klikken op het grijze min-icoontje. Er verschijnt dan een blauw vinkje. U schakelt een kaartlaag uit door te klikken op het blauwe vinkje. Door op de pijl naast de kaartlaag te klikken kunt u de transparantie aanpassen. Hier vindt u ook de legenda van de kaartlaag. Zo ziet u bijvoorbeeld in de kaartlaag 'Natuurgebieden' onder welk beschermingsregime een Natura 2000-gebied valt. De achtergrondkaart kunt u ook aanpassen door het dropdownmenu te openen. U kunt hier diverse achtergrondkaarten selecteren.

Via de knop 'Labels' kunt u kiezen hoe u bronnen, gebouwen en rekenpunten wilt weergeven op de kaart: met nummerlabels, met naamlabels of zonder labels.

Wanneer u op de infomarker klikt, verschijnt een blauwe cirkel bij uw muis. Wanneer u met de muis op een locatie klikt, verschijnt aanvullende informatie over het betreffende hexagon. Bovenin ziet u de Receptor ID van het hexagon. Dit is een uniek nummer voor dit hexagon. U ziet ook het coördinaat waar dit hexagon zich bevindt. Wanneer u klikt op het pijltje naast 'Resultaat', ziet u de depositie op dit hexagon. Vóór het uitvoeren van een rekentaak ziet u hier alleen de achtergronddepositie. Dat is depositie die niet aan uw specifieke project toe te wijzen is, maar andere bronnen als oorsprong heeft. Wanneer u een rekentaak heeft uitgevoerd, ziet u hier ook de specifieke bijdrage van uw project. Wanneer u klikt op het pijltje naast 'Habitattype op geselecteerde hectare', worden de habitattypen die zich in dit gebied bevinden getoond. De habitattypen kleuren lichtblauw op de kaart. Wanneer u klikt op het habitattype wordt deze donkerblauw en blijft deze zichtbaar tot u de infomarker uitschakelt. Hieronder ziet u dat we ons bevinden in Natura 2000-gebied 'Noordhollands Duinreservaat'. Wanneer u op het pijltje naast het gebied klikt, ziet u aanvullende informatie over het gebied en de habitattypen die in dit gebied voorkomen. Wanneer u met de muis beweegt over de habitattypen, ziet u waar deze habitattypen zijn aangewezen. Dat betekent dat het betreffende habitattype hier kán voorkomen. U sluit het scherm door opnieuwop het infomarker-icoon te klikken.

Via de zoekfunctie kunt u locaties op de kaart opzoeken via postcode, adres, plaatsnaam of natuurgebied. U kunt ook zoeken op coördinaten of op Receptor ID. De Receptor ID is het unieke nummer van een hexagon in AERIUS.

Het liniaal kunt u gebruiken om afstanden op de kaart te meten. Door op de kaart te klikken start u de meting. U kunt meetpunten toevoegen door te klikken. U sluit de meting af via een dubbelklik. Het is mogelijk om meerdere afstanden te
meten en tegelijkertijd te tonen op de kaart. Opnieuw klikken op het liniaal-icoon wist alle meetwaarden.

Om in- of uit- te zoomen kunt u deze schuifbalk gebruiken. U kunt ook inzoomen en uitzoomen door te scrollen.

2.2 Situatie

Deze video laat zien hoe u een situatie kunt aanmaken in AERIUS Calculator. Het aanmaken van een situatie is de eerste actie die u uitvoert onder het tabblad ”Invoer”.

In deze video gaan we in op het aanmaken van een situatie in AERIUS Calculator. Het aanmaken van de situatie is de eerste actie die u uitvoert onder het tabblad 'Invoer'. Bij het aanmaken van een situatie geeft u als gebruiker een naam, het type situatie en het rekenjaar op. Daarnaast leggen we uit hoe u een situatie kunt toevoegen, dupliceren of verwijderen. Alle vensters zijn automatisch ingevuld. U kunt deze waar nodig aanpassen. Er is in AERIUS geen limiet op het aantal situaties dat kan worden aangemaakt of ingeladen.

Onder het kopje 'Naam' voert u de naam van de situatie in. Dit kan een zelfgekozen naam zijn die voor u herkenbaar is. Er staat nu 'Situatie 1'. Wij voeren de naam 'AERIUS cursus' in. Klik vervolgens op 'Bewaar'.

U kunt kiezen uit vier typen situaties, namelijk de beoogde situatie, referentiesituatie, salderingssituatie en tijdelijke situatie. U kunt wisselen tussen de typen situaties door te klikken op het pijltje. Er verschijnt dan een dropdownmenu.

Een beoogde situatie geldt in AERIUS als de aan te vragen oftewel de geplande situatie. Voor elke beoogde situatie voert Calculator automatisch een Projectberekening uit. Er wordt dan berekend wat het effect van de beoogde situatie op Natura 2000-gebieden binnen een straal van 25 kilometer is. Let op dat een beoogde situatie zowel tijdelijk als permanent kan zijn. Denk bij een tijdelijke beoogde situatie bijvoorbeeld aan de aanlegfase van een woningbouwproject. Voor deze activiteit wordt een vergunning gevraagd. Dit wordt in AERIUS gemodelleerd als een beoogde situatie. Een permanente beoogde situatie kan bijvoorbeeld de ingebruikname van een nieuw gerealiseerde stal zijn.

De referentiesituatie is bedoeld voor de situatie zoals die reeds vergund of aanwezig is. Van een planologisch plan is de huidige feitelijk aanwezige, planologisch legale situatie de referentiesituatie. Voor een activiteit of project maakt het verschil of u een activiteit start of wijzigt en of u reeds over een natuurvergunning of natuurtoestemming beschikt of niet. Op de website vindt u een pagina over het bepalen van de referentiesituatie. Een referentiesituatie wordt vaak gebruikt bij een verschilberekening. De depositie uit de referentiesituatie wordt dan van de beoogde situatie afgetrokken. Voor de referentiesituatie zelf is in AERIUS alleen het situatieresultaat beschikbaar. Voor vragen over het bepalen van de referentiesituatie verwijzen we u naar de website of het Landelijk Informatiepunt Stikstof en Natura 2000.

De salderingssituatie is bedoeld voor het opnemen van emissiebronnen die op een andere plek liggen dan de voorgenomen ontwikkeling zelf en waarmee gesaldeerd mag worden. Bij een salderingssituatie geeft de gebruiker altijd aan welke 'afroomfactor' gehanteerd moet worden: dit is het deel van de depositie dat niet beschikbaar is voor saldering. De berekende depositie in de salderingssituatie wordt automatisch 'afgeroomd' op basis van deze factor en het nettoresultaat wordt zichtbaar als situatieresultaat. De regels voor salderen verschillen per provincie. U vindt de actuele beleidsregels op de website.

Een tijdelijke situatie is primair bedoeld voor tussentijdse situaties. Daarmee wordt bedoeld: situaties die, in de tijd gezien, plaatsvinden tussen de referentiesituatie en de beoogde situatie. Voor een tijdelijke situatie kan geen PDF-bestand gegenereerd worden. U kunt een tijdelijke situatie wel exporteren als GML-bestand. Mocht u de resultaten van tijdelijke situaties toch willen inzien of meenemen in het PDF-bestand, dan kan dit alleen door er een beoogde situatie van te maken. Deze aanpassing geeft geen verschil in resultaten.

De keuze voor het rekenjaar is relevant voor de omvang van de berekende depositiebijdrage. Dat komt omdat er in sommige sectoren van uit wordt gegaan dat er met de tijd verschoning plaatsvindt. Dit is bijvoorbeeld het geval voor wegverkeer. Er wordt van uitgegaan dat voertuigen steeds schoner worden. Daarom wordt de emissiefactor per jaar aangepast. U ziet dat het huidige jaar automatisch wordt gekozen als rekenjaar. U kunt het rekenjaar aanpassen. Voor een beoogde situatie kiest u als rekenjaar het jaar waarin het grootste gedeelte van het maatgevende jaar ligt. Het maatgevende jaar zijn de twaalf aaneengesloten maanden waarin de depositie van uw project het hoogst is. Wanneer u een oude berekening importeert, kan het voorkomen dat het rekenjaar uit de originele berekeningen niet meer beschikbaar is. Automatisch wordt dan het oudste beschikbare rekenjaar gekozen. Er verschijnt dan een melding onder 'Waarschuwingen' in het importeerscherm. Wij kiezen nu voor het type 'Beoogde situatie' en rekenjaar 2024. Klik vervolgens op 'Bewaar' om de situatie op te slaan.

2.3 Emissiebronnen aanmaken

Deze video geeft toelichting over hoe u emissiebronnen kunt aanmaken in AERIUS Calculator. De emissiebronnen maakt u aan nadat de situatie en het rekenjaar zijn ingevuld. In deze video wordt toegelicht hoe de locatie, bronkenmerken en emissies worden ingevoerd.

Nadat u de situatie en het rekenjaar hebt ingevuld, kunt u beginnen met het aanmaken van een emissiebron. U klikt op het pijltje naast 'Emissiebronnen'. Vervolgens klikt u op 'Nieuwe bron'. Er verschijnen een aantal velden die u invult. U kunt een naam invullen die u zelf gekozen hebt. Automatisch staat hier 'Bron 1'. Wij vullen 'Voorbeeld' in. U kiest hier de sectorgroep. U kunt uit diverse sectoren kiezen. Sommige sectoren, zoals landbouw, hebben ook subsectoren. We laten nu een voorbeeld zien aan de hand van de sector 'Energie'. De meeste sectoren vult u op een vergelijkbare manier in. Er zijn een aantal sectoren die anders ingevuld worden. Hier hebben wij een aparte video over gemaakt. Dit zijn de sectoren landbouw, wegverkeer, scheepvaart en mobiele werktuigen. Wanneer u klikt op een sector, wordt u altijd gevraagd om de locatie, bronkenmerken en emissies in te voeren.

Onder 'Locatie' kunt u kiezen tussen een puntbron, lijnbron of vlakbron. Een puntbron is een duidelijk aanwijsbare emissiebron op een bepaalde plaats. Denk bijvoorbeeld aan een schoorsteen. U plaatst een puntbron door te klikken op de kaart. Een lijnbron is een emissiebron met een constante uitstoot over een bepaalde horizontale lengte. Denk bijvoorbeeld aan verkeer of scheepvaart. U start met het plaatsen van een lijnbron door te klikken op de kaart. U voegt een punt toe aan de lijnbron door te klikken. U sluit de lijnbron af met een dubbelklik. Een vlakbron wordt gebruikt voor bronnen waarbij emissie op een groter oppervlak plaatsvindt. Als richtlijn wordt een oppervlak met een diameter van meer dan ongeveer 30 meter aangehouden als onderscheid tussen een puntbronen een vlakbron. De emissie wordt bij een vlakbron als het ware uitgesmeerd over het gebied. Een vlakbron wordt alleen gebruikt als de bron niet als puntbron of lijnbron aangemaakt kan worden. Een vlakbron wordt bijvoorbeeld gebruikt voor een mobiel werktuig dat zich zonder vaste route beweegt over het terrein van een bouwplaats. Ook een vlakbron kan worden ingetekend op de kaart. Klik op de kaart om het intekenen te starten. Door enkel te klikken wordt een punt toegevoegd. Sluit de vlakbron af met een dubbelklik. Alle locaties kunnen ook worden ingetekend door coördinaten op te geven in het vak 'vul direct de x- en y- coördinaten in'. In dit vak moet een WKT-string worden ingevuld. Deze begint altijd met POINT, LINESTRING of POLYGON, afhankelijk van het type bron. Deze wordt gevolgd door de x- en y-coördinaten tussen haakjes. Wanneer nog geen coördinaat is ingevuld, ziet u in dit vak een voorbeeld van de manier waarop de coördinaat ingevuld moet worden.

Vervolgens klikt u op bronkenmerken. U kunt aanvinken of er sprake is van gebouwinvloed. Hier is een aparte video over gemaakt. U kiest of de ventilatie geforceerd of niet geforceerd is. Geforceerde ventilatie is ventilatie via bijvoorbeeld een ventilator. Niet-geforceerde ventilatie is natuurlijke ventilatie door bijvoorbeeld de wind. De uittreedhoogte is de hoogte van het emissiepunt in meters boven het maaiveld. De warmte-inhoud wordt automatisch ingesteld op een defaultwaarde die past bij de sector die u heeft gekozen. U kunt de warmte-inhoud handmatig aanpassen. Als u kiest voor geforceerde ventilatie, voert u ook de temperatuur van de emissie, de diameter van het emissiepunt en de uittreedrichting in. De temperatuur staat standaard ingesteld op de gemiddelde luchttemperatuur in Nederland. U kunt dit op basis van uw eigen gegevens aanpassen. U vult ook de uittreeddiameter in en u kiest of de uittreedrichting horizontaal of verticaal is.

In de sector 'Energie' vult u de emissies handmatig in op basis van uw eigen gegevens. U vult deze informatie in kilogram per jaar in, voor zowel NOx als NH3. Voor een aantal sectoren werkt dit anders, bijvoorbeeld via emissiefactoren. Over deze sectoren hebben wij aparte video's gemaakt. Wij vullen nu handmatig gegevens in.

U sluit het aanmaken van een emissiebron af door te klikken op de knop 'Bewaar'. U kunt een nieuw bron aanmaken door opnieuw op het icoon 'Nieuwe bron' te klikken. U kunt in deze balk een bron ook bewerken, dupliceren of verwijderen. Vergeet na het bewerken niet opnieuw op 'Bewaar' te klikken. Wanneer u op een aangemaakte bron klikt, worden de gegevens van deze bron getoond.

2.4 Emissiebronnen - verdieping - landbouw - dierhuisvesting

Deze video is een verdieping op het onderwerp dierhuisvesting. Dit is onderdeel van de invoer binnen de landbouwsector.

In deze video gaan we dieper in op het onderwerp dierhuisvesting. Dit is een onderdeel van de invoer binnen de sector landbouw. De emissies vanuit stallen worden automatisch bepaald op basis van diersoort, huisvestingssysteem en aantallen. Wanneer daarnaast ook een additionele techniek of voer- en managementmaatregel wordt toegevoegd, wordt het eventuele effect hiervan op de stikstofemissie meegenomen. We tonen u hoe u emissies uit dierhuisvesting kunt invoeren via een Ow-code en via een eigen specificatie.

Om emissies uit dierhuisvesting in te voeren in AERIUS Calculator, klikt u onder 'Emissiebronnen' op 'Nieuwe bron'. Als sectorgroep kiest u 'Landbouw'. Als sector kiest u 'Dierhuisvesting'.

Vervolgens gaat u naar het tabblad 'Locatie'. U klikt op het pijltje en zoekt de locatie van de stal op de kaart. Bij stallen is het uitgangspunt dat elk emissiepunt als aparte puntbron wordt gemodelleerd. Wanneer er echter meerdere
gelijkwaardige emissiepunten zijn, zoals verspreid liggende ventilatoren van dezelfde afmetingen en capaciteit, dan kunnen deze samengevoegd worden tot één emissiebron. We laten vier veel voorkomende situaties uit de praktijk zien.
Een stal met één emissiepunt, een stal met meerdere gelijkwaardige emissiepunten, een stal met meerdere niet-gelijkwaardige emissiepunten, en natuurlijke ventilatie.

Bij een stal met één emissiepunt kunt u denken aan een luchtwasser. U plaatst de puntbron op de locatie waar het emissiepunt zich bevindt. Vaak kent u deze locatie. Zo niet, dan kunt u de locatie mogelijk vinden in de vergunning van de stal.

Bij een stal met meerdere gelijkwaardige emissiepunten, zoals verspreid liggende ventilatoren, kunt u deze combineren in één emissiepunt. Dit emissiepunt plaatst u op het geometrische middelpunt van de emissiepunten. Wanneer de stal zich binnen 200 meter van een Natura 2000-gebied bevindt, heeft het de voorkeur om alle emissiepunten als losse bronnen te modelleren.

Een stal met meerdere niet-gelijkwaardige emissiepunten komt vaak voor in pluimveestallen. Denk bijvoorbeeld aan nok- en eindgevelventilatoren met daarnaast een warmtewisselaar. Omdat er sprake is van niet-gelijkwaardige emissiepunten, kunnen de emissiepunten niet samengevoegd worden tot één centraal emissiepunt en dient er een inschatting gemaakt te worden van de verdeling van de emissie per emissiepunt. Alle emissiepunten dienen elk als apart emissiepunt gemodelleerd te worden. U maakt een inschatting van welk deel van de emissie per punt de stal verlaat, waarbij het maximale debiet van de ventilatoren bepalend is.

Voor een stal met natuurlijke ventilatie wordt aanbevolen deze als puntbron te modelleren. Stallen met natuurlijke ventilatie worden gemodelleerd als één puntbron in het midden van de stal als er ventilatieopeningen zijn in alle zijden van de stal. Is de stal aan één zijkant open, plaats dan de puntbron in het midden van deze zijde. Het modelleren van stallen met natuurlijke ventilatie als lijn- of vlakbronnen is niet foutief, maar ook niet wenselijk. Ook bij stallen
met een geforceerde horizontale uitstoot, of geforceerde verticale uitstoot met een minimale impuls, kan de emissie als natuurlijke ventilatie gemodelleerd worden.

Na het kiezen van de locatie gaat u naar het tabblad 'Bronkenmerken'. U wordt hier gevraagd om een aantal gegevens in te voeren. Bij 'Oprichting dierverblijf' zet u de oprichtingsdatum van de stal. Vervolgens kunt u aanklikken of er sprake is van gebouwinvloed. In een latere video geven we meer uitleg over gebouwinvloed. Daarom vinken we deze optie op dit moment niet aan. Bij de wijze van ventilatie kunt u aangeven of er sprake is van niet-geforceerde of geforceerde ventilatie. Niet-geforceerde ventilatie is natuurlijke ventilatie, bijvoorbeeld door de wind. Geforceerde ventilatie is ventilatie die aangedreven wordt, bijvoorbeeld door een ventilator.

Bij uittreedhoogte vult u in op welke hoogte de emissies de stal verlaten. Er wordt gedoeld op de hoogte ten opzichte van het maaiveld. Deze wordt ingevoerd in meters. We lichten drie voorbeelden toe. Wanneer er sprake is van een stal
met één emissiepunt, voert u de hoogte van dit emissiepunt in. Wanneer bij een stal met meerdere ventilatoren het geometrisch middelpunt als bron wordt ingevoerd, dan wordt de gemiddelde hoogte van alle ventilatoren bepaald en ingevoerd als uittreedhoogte. In stallen met natuurlijke ventilatie met zijwand- en nokventilatie wordt de lucht voor een belangrijk deel via de nok afgevoerd. Daarom wordt als uittreedhoogte de nokhoogte ingevoerd. Als er geen ventilatieopeningen in de nok zitten, maar alleen in de zijwand, dan wordt als hoogte de hoogte van het midden van de opening ten opzichte van het maaiveld aangehouden.

Wanneer u heeft gekozen voor niet-geforceerde ventilatie, dan wordt u gevraagd om de warmte-inhoud in te voeren. U kunt deze op '0' laten staan. Daarna vult u de temperatuur van de emissie in. U vult deze alleen in wanneer u heeft gekozen voor geforceerde ventilatie. Deze temperatuur staat standaard op 11,85 graden. Dit is de gemiddelde luchttemperatuur in Nederland. De gemiddelde jaartemperatuur in stallen ligt vaak hoger. Dat zorgt voor warmte-inhoud. Het standpunt van de overheid is echter dat de warmte-inhoud van stalemissies verwaarloosbaar is. Daarom wordt deze niet meegenomen in verspreidingsberekeningen. U kunt de temperatuur daarom op 11,85 graden laten staan. U kunt er als gebruiker voor kiezen om wel een andere temperatuur in te vullen. U dient dan zelf te onderbouwen waarom u afwijkt van de standaardmethode. Dat kan bijvoorbeeld door meetwaarden te overleggen over de periode van minimaal een jaar.

Wanneer u kiest voor geforceerde ventilatie, vult u daarna de uittreeddiameter in. U hoeft deze informatie niet in te vullen als u kiest voor niet-geforceerde ventilatie. AERIUS rekent altijd met een ronde uitstroomopening. Bij emissiepunten met een niet-ronde uitstroomopening, zoals een luchtwasser of stuwbak, rekent u uit wat de diameter van een cirkel is met hetzelfde oppervlak als uw niet-ronde opening.

Wanneer u kiest voor geforceerde ventilatie, vult u daarna de uittreedrichting in. U hoeft deze informatie niet in te vullen als u kiest voor niet-geforceerde ventilatie. U kunt kiezen voor horizontale of verticale uitstoot.

Wanneer u kiest voor geforceerde ventilatie vult u daarna de uittreedsnelheid in. U hoeft deze informatie niet in te vullen als u kiest voor niet-geforceerde ventilatie. De uittreedsnelheid, in meter per seconde, is de ventilatiecapaciteit, in kubieke meter per seconde, gedeeld door het doorstroomoppervlak, in vierkante meter, van het emissiepunt. Voor het bepalen van de ventilatiecapaciteit zijn standaardnormen per diercategorie opgesteld. U kunt meer informatie over deze normen vinden in de 'Instructie Gegevensinvoer' voor AERIUS Calculator.

Vervolgens gaat u naar het tabblad Huisvestingssystemen, dieren en aantallen. U klikt op 'Nieuwe subbron' om een huisvestingssysteem toe te voegen. Binnen een stal kunnen zich meerdere huisvestingssystemen bevinden. We kijken nu eerst naar het invoeren van een huisvestingssysteem via de Ow-code. Nadat u heeft geklikt op 'Nieuwe subbron', komt u automatisch in het volgende scherm terecht. Onder 'Huisvestingssysteem' voert u uw Ow-code in. Op de website van het IPLO
staat een overzicht van alle Ow-codes. Hier kunt u uw huisvestingssysteem opzoeken om de bijbehorende Ow-code te vinden. U kunt de Ow-code intypen of selecteren in de lijst. Wanneer u klikt op de Ow-code, verschijnt onder in het scherm de emissiefactor. In dit voorbeeld is dat 1,8 kilo per jaar. Vervolgens vult u het aantal dieren in dat u in de stal wilt houden. Wanneer u aanvullende technieken toepast, kunt u dit invoeren. Denk bijvoorbeeld aan het toepassen van luchtwassers of managementmaatregelen zoals beweiden. U ziet de berekende emissie in onderstaande tabel.

Indien de emissiefactoren van dierhuisvestingssystemen uit de Omgevingswet tussen AERIUS-releases worden aangepast, dient via de optie 'Eigen specificatie' de juiste emissiefactor te worden toegevoegd. Voor aangepaste emissiefactoren
is dit nodig zolang AERIUS Calculator nog niet is aangepast. In alle andere gevallen waarin een eigen emissiefactor wordt gebruikt, dient deze onderbouwd te worden middels een wetenschappelijk onderzoeksrapport. We laten nu zien hoe u de emissie invoert via eigen specificatie. U gaat naar de optie 'Eigen specificatie'. Onder 'Omschrijving' vult u een zelfgekozen naam in. Onder 'Diersoort' kiest u de diersoort. Onder 'Aantal dieren' vult u in hoeveel dieren zich in de stal gaan bevinden. De emissies worden standaard in kg per dierplaats per jaar weergegeven. Tot slot vult u zelf de emissiefactor in. Op basis van deze informatie berekent AERIUS de emissie. Klik op 'Bewaar' om de ingevoerde gegevens op te slaan.

2.5 Emissiebronnen - verdieping - verkeer

In deze video wordt uitgelegd hoe de bron “wegverkeer” in AERIUS Calculator wordt ingevuld. In de video worden de volgende onderwerpen toegelicht: bronkenmerken, het invoeren van rijrichting, snelheid, verkeer en emissie, de stationaire emissies en verkeersnetwerk.

In deze video leggen we uit hoe de bron 'Verkeer' ingevuld wordt. Voor verkeer wordt onderscheid gemaakt tussen rijdend verkeer en de koude start. We geven nu eerst uitleg over rijdend verkeer. Daarna volgt uitleg over de koude start.

Rijdend verkeer wordt altijd aangemaakt als lijnbron. In principe wordt een wegvak gemodelleerd op het geometrisch gemiddelde van de rijbanen. Meerdere rijbanen kunnen daarbij samengenomen worden. Het is niet mogelijk om puntbronnen
of vlakbronnen aan te maken in de sector 'Rijdend verkeer'. Wanneer het verkeer geen eenduidige rijlijn volgt, maar zich in een bepaald gebied beweegt, dan kunt u een vlakbron aanmaken in de sector 'Anders'. Om de emissie te bepalen, maakt u dan zelf een inschatting van de gemiddelde af te leggen afstand. U maakt een lijnbron aan tot het punt waarop het verkeer is opgenomen in het heersend verkeersbeeld. Dit is het geval op het moment dat het aan- en afvoerende verkeer zich door zijn snelheid en rij- en stopgedrag niet meer onderscheidt van het overige verkeer dat zich op de betrokken weg kan bevinden. Hierbij weegt ook mee hoe de verhouding is tussen de hoeveelheid verkeer dat door het project wordt aangetrokken en het verkeer dat al op de weg aanwezig is. In de regel wordt het verkeer meegenomen tot het zich verdund heeft tot enkele procenten van het reeds aanwezige verkeer.

Vervolgens gaat u naar het tabblad 'Bronkenmerken'. Hier voert u informatie over de weg in. Wanneer de weg of een gedeelte van de weg in een tunnel zonder mechanische ventilatie ligt, kunt u de optie 'Tunnelfactor' aanvinken. De tunnelfactor '1' betekent dat er geen tunneleffect is. De tunnelfactor '0' is bedoeld voor de overdekte tunnel zelf. Een tunnelfactor van meer dan 1 wordt gebruikt voor de wegvakken die bij de tunnelingang liggen. Hier komt de emissie die in de tunnel is ontstaan alsnog vrij in de buitenlucht. U kunt ook kiezen of de weg op hoogte ligt. Dit doet u onder 'Type hoogteligging'. Wij kiezen hier voor een normale dijk en voeren in dat de weghoogte 5 meter is. U kunt ook aangeven of er sprake is van een scherm of wal langs de weg. Wij kiezen hier niet voor.

Vervolgens gaat u naar het tabblad 'Rijrichting, snelheid, verkeer en emissie'. Allereerst kiest u hier het wegtype. Er zijn vijf wegtypen beschikbaar. In de 'Instructie Gegevensinvoer' staat een overzicht van de kenmerken van alle wegtypen, zoals de gemiddelde snelheid. Op basis hiervan kunt u een keuze maken. Wij kiezen nu voor de optie 'Buitenweg'. Daarna geeft u aan of men over de weg in beide richtingen kan rijden of slechts in één richting. Wij kiezen voor 'Beide richtingen'. U klikt op 'Nieuwe subbron' om in te voeren welk verkeer over de weg rijdt. Per type verkeer kunt u een aantal voertuigen invoeren. Let daarbij op dat u bij een weg in beide richtingen de voertuigen optelt. Een voertuig dat eerst van A naar B rijdt en daarna van B naar A telt als twee voertuigbewegingen. U kunt zelf kiezen of u de aantallen per uur, etmaal, maand of jaar invult. Ook vult u in welk percentage van de genoemde voertuigen te maken heeft met file. Wanneer u de exacte uitstoot van een bepaald voertuig op een bepaalde weg kent, dan kunt u de gegevens ook invoeren via een eigen specificatie. Let op dat u de emissie per voertuig hier in gram per kilometer dient in te voeren. U kunt bij het invoeren van een eigen specificatie gebruikmaken van emissies op basis van euroklasse. U doet dit door een type voertuig en euroklasse te selecteren in de lijst. Er verschijnt automatisch een emissie per voertuig.
U kunt ook kiezen voor 'Anders'. U voert dan zelf de emissies NOx, NO2 en NH3 in, in gram per kilometer.

Alle aangemaakte wegen worden gezamenlijk opgeslagen onder het kopje 'Verkeersnetwerk'. Door het pijltje naast dit kopje aan te klikken, ziet u een overzicht van alle ingevoerde wegen. Wanneer u in het kaartlagenpaneel klikt op de kaartlaag, die ook 'Verkeersnetwerk' heet, is het mogelijk om bijvoorbeeld de verkeersintensiteiten of maximumsnelheid in uw verkeers netwerk te visualiseren op de kaart.

Nu leggen we uit hoe een koude start gemodelleerd wordt in AERIUS. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een koude start in een parkeergarage en overige koude start. Wij selecteren 'Koude start: parkeergarage'. Een koudestartbron kan aangemaakt worden als puntbron, lijnbron of vlakbron. Als voorbeeld modelleren wij een parkeerdek boven een winkel. U tekent het oppervlak van het parkeerdek in op de kaart. Vervolgens klikt u op 'Bronkenmerken'. U selecteert of er sprake is van gebouwinvloed. U selecteert de wijze van ventilatie. In dit geval kiezen wij voor niet-geforceerde ventilatie. U voert de uittreedhoogte en warmte-inhoud in. Vervolgens klikt u op 'Voertuiginformatie en emissie'. U klikt op 'Nieuwe subbron'. Hier voert u in hoeveel koude starts op deze locatie plaatsvinden. U kunt zelf selecteren of u dit invoert per uur, etmaal, maand of jaar. AERIUS rekent dit automatisch om naar het aantal koude starts op jaarbasis.

Bij sommige projecten kan het nodig zijn om het stationair draaien van wegverkeer te berekenen. Dit is van belang als er situaties zijn waarin deze voertuigen regelmatig stationair draaien die geen onderdeel zijn van gewone verkeersbewegingen. Stilstaan voor stoplichten en in files vallen hier dus nadrukkelijk niet onder. Wat hier wel onder valt is stilstaan met draaiende motor op eigen terrein. Bijvoorbeeld als tijdens het laden of lossen de motor draait, of tijdens het wachten op het vrijkomen van een losplaats. Wanneer het voertuig als mobiel werktuig is ingevoerd op het terrein, zijn de stationaire emissies daar al in verwerkt. Het stationair draaien van wegverkeer kan in AERIUS gemodelleerd worden als een puntbron, vlakbron of lijnbron onder de sector 'Anders'. Hier dient vervolgens handmatig de NOx- en NH3-emissie ingevoerd te worden. De overige kenmerken kunnen op de standaard ingevulde waarden blijven staan.
Voor de emissiecijfers kan er gebruikgemaakt worden van de cijfers in de tabel die is opgenomen in de 'Instructie Gegevensinvoer'.

2.6 Emissiebronnen - verdieping - scheepvaart

Deze video geeft een toelichting over hoe scheepvaartbronnen worden aangemaakt. Binnen deze sector wordt onderscheid gemaakt tussen zeescheepvaart en binnenvaart. Wanneer u kleinere schepen zoals recreatievaart of recreatiehavens wilt invoeren, dient u dat te doen via de sector “Anders”.

In deze video leggen we uit hoe scheepvaartbronnen worden aangemaakt. Binnen deze sector wordt onderscheid gemaakt tussen zeescheepvaart en binnenvaart. U maakt daarmee een keuze in het type schepen dat zich op de vaarroute bevindt. Wanneer u kleinere schepen, zoals recreatievaart, en recreatiehavens wilt invoeren, dan dient u dat te doen via de sector 'Anders'. Deze vaartuigen kunnen niet via de sector 'Scheepvaart' worden ingevoerd. In deze video geven we eerst uitleg over het invoeren van binnenvaart. Daarna geven we uitleg over het invoeren van zeescheepvaart.

Net als bij wegverkeer wordt scheepvaart ten gevolge van een project over het algemeen meegenomen tot het is opgenomen in het heersend vaarbeeld. Buitengaats wordt zeescheepvaart beschouwd als onderdeel van het heersende verkeersbeeld en hoeft dit niet te worden gemodelleerd. Het manoeuvreren van schepen wordt in AERIUS Calculator verdisconteerd in de emissie van de binnengaats vaarroute op basis van de bij de scheepscategorie horende tonnageklasse. Dit hoeft daarom niet als aparte bron gemodelleerd te worden. Daarnaast hanteert AERIUS Calculator een ophoogfactor bij het passeren van sluizen ten gevolge van oponthoud en manoeuvreren. Deze ophoogfactor wordt automatisch toegepast binnen een vast gebied rondom de sluis. Bij de modellering hoeft hier dan ook geen rekening mee gehouden te worden, tenzij er aanpassingen aan de sluis zelf gedaan worden.

Voordat we beginnen met uitleg over het aanmaken van scheepvaartbronnen, wijzen we u op de kaartlagen voor scheepvaart. Via deze kaartlagen kunt u het bestaande scheepvaartnetwerk inzichtelijk maken op de kaart. Onder 'Binnenvaart netwerk' vindt u vaarwegen. Onder 'Scheepvaart netwerk' vindt u de aanhaakpunten. Onder 'Zeescheepvaart netwerk' vindt u informatie over zeescheepvaart. U kunt deze kaartlagen aanzetten wanneer u werkt aan het invoeren van scheepvaartbronnen.

We beginnen met een toelichting op het modelleren van binnenscheepvaart. AERIUS Calculator maakt onderscheid tussen varen en stilliggen. Voor de sectorgroep binnenscheepvaart bestaan daarom twee sectoren: aanlegplaats en vaarroute.

We beginnen met het aanmaken van een aanlegplaats. Een schip kan ergens aanleggen als overnachtingsplaats of rustplaats of om te laden en lossen. Een aanlegplaats kan worden ingevoerd als puntbron, lijnbron of vlakbron. De emissie is afhankelijk van het aantal schepen, de duur van het verblijf en het type schepen. Wij maken nu een vlakbron aan. We sluiten het intekenen af door dubbel te klikken. Vervolgens gaan we naar het tabblad 'Vaartuigen, bezoeken, verblijftijd en emissie'. We klikken op 'Nieuwe subbron'. Allereerst geeft u een beschrijving van de aanlegplaats op. Wij noemen deze aanlegplaats 'Test'. Vervolgens geven we op welk scheepstype hier kan aanleggen. U maakt een keuze uit de lijst met binnenvaartschepen. U vult ook het aantal bezoeken, de verblijftijd, het percentage dat het scheepstype walstroom gebruikt en het percentage belading in.

Vervolgens klikt u op 'Bewaar'. We hebben nu een aanlegplaats aangemaakt. Door opnieuw te klikken op de knop 'Nieuwe subbron', kunt u meer scheepstypen toevoegen aan de aanlegplaats.

Voor binnenvaartschepen moeten ook vaarroutes worden ingetekend. We gaan nu verder met het invoeren van een vaarroute. Om een vaarroute aan te maken kiest u voor 'Scheepvaart', 'Binnenvaart: vaarroute'. Er wordt altijd gebruikgemaakt van een lijnbron. Wij hebben de kaartlaag 'Binnenvaart netwerk' aanstaan. Daarom zien we dit netwerk op de kaart. Dat kan helpen bij het invoeren van de lijnbron. Door te dubbelklikken sluit u het aanmaken van de lijnbron af. Vervolgens gaat u naar het tabblad 'Vaarwater, vaartuigen en emissie'. Op basis van de ingetekende route stelt AERIUS zelf een vaarwater voor. We zien dat hier het vaarwater 'Waal' is geselecteerd. U kunt handmatig een ander vaarwater selecteren. Voor de grote rivieren (Waal, IJssel, Lek) geeft u daarnaast aan of er sprake is van stroomopwaarts of stroomafwaarts varen. Stroomopwaarts is het brandstofverbruik en daarom de emissie hoger dan stroomafwaarts. AERIUS geeft de stroomrichting aan voor de ingevoerde vaarroute op basis van het begin- en eindpunt van de getekende lijn. Als gebruiker is het aan u om dit te controleren en wanneer nodig aan te passen. Bij het bewerken van een vaarroute zijn A en B zichtbaar op de kaart om te helpen bij deze controle. Voor elk type vaarwater waar het schip over vaart moet een aparte route worden aangemaakt. Dat betekent dat er vaak met meerdere losstaande routes gewerkt wordt. Daarna klikt u op 'Nieuwe subbron'.
U kunt nu schepen toevoegen aan de route. Voor elk type maakt u een nieuwe subbron aan. Wij kiezen nu voor een duwstel. Bij de vaarroutes wordt aangegeven welk percentage van de schepen beladen is. Om die reden worden voor deze routes
aan- en afvaren apart gedefinieerd. Indien vaarroutes vanuit een aanlegplaats gedefinieerd worden, dan starten of eindigen alle vaarroutes vanaf één aanlegplaats. Voor beide richtingen geven we dus aan hoeveel vaartuigen van deze route gebruikmaken en welk percentage deze vaartuigen beladen zijn.

In beeld: Van A naar B: 50 vaartuigen per jaar, 90 procent beladen. Van B naar A: 50 vaartuigen per jaar, 10 procent beladen.

VO: We gaan nu kijken naar het onderdeel zeescheepvaart. Ook hier maakt AERIUS Calculator onderscheid tussen varen en stilliggen. Voor varen wordt er daarnaast onderscheid gemaakt tussen een binnengaats route of een zeeroute.

Een aanlegplaats wordt op dezelfde manier aangemaakt als bij binnenvaart. Toch is er een verschil. Een binnengaats route kan namelijk gekoppeld worden aan een aanlegplaats voor zeescheepvaart. Koppeling van deze vaarroute aan een aanlegplaats zorgt ervoor dat bij de emissiebepaling rekening wordt gehouden met een ophoogfactor voor het manoeuvreren in de buurt van een aanlegplaats. Later in deze video laten we zien hoe de aanlegplaats en de vaarroute
gekoppeld worden. Nu maken we alleen de aanlegplaats aan.

In beeld: Aanlegplaats wordt aangemaakt met behulp van een vlakbron. De oppervlakte is 92,51 hectare.

VO: We zien dat de lijst met scheepstypen is veranderd, omdat we nu hebben gekozen voor zeescheepvaart in plaats van binnenvaart. We vullen ook het aantal bezoeken, de verblijftijd en het percentage van verblijftijd dat walstroom wordt gebruikt in.

In beeld: Ingevoerd wordt: 40 bezoeken per jaar, een verblijftijd van 36 uur en een walstroom van 50 procent. Vervolgens wordt op 'bewaar' geklikt.

VO: Voor zeescheepvaart kunnen verschillende vaarroutes worden gekozen, namelijk binnengaats route en zeeroute. We lichten nu eerst de binnengaats route toe. Een vaarroute dient altijd een lijnbron te zijn. We tekenen deze in op de kaart
door te klikken. We sluiten het aanmaken van de bron af met een dubbelklik. De binnengaats route is de route die een schip neemt om de haven in en uit te varen. AERIUS neemt aan dat dit via dezelfde route gebeurt. Het aantal vaarbewegingen wordt automatisch het dubbele van het aantal bezoeken. Specifiek voor binnengaats zeevaart kan een gebruiker het begin- en/of eindpunt van een vaarlijn koppelen aan een aanlegplaats voor zeevaart. Koppeling van de vaarroute aan een aanlegplaats zorgt ervoor dat bij de emissieberekening rekening wordt gehouden met een ophoogfactor voor het manoeuvreren in de buurt van de aanlegplaats. De aanlegplaats wordt geselecteerd in het tabblad 'Aanlegplaatsen'. In het tabblad 'Zeevaartuigen, type en emissie' dient men via de knop 'Nieuwe subbron' een aantal specificaties over de zeevaartuigen in te vullen. Er opent automatisch een veld waarin u een beschrijving kunt opgeven en het juiste type zeevaartuig kan selecteren uit de lijst. Ook dient u het aantal vaarbewegingen op te geven. Klik vervolgens op de knop 'Bewaar' wanneer alle velden zijn ingevuld.

Voor aanlegplaatsen met een vaarroute voor zeeschepen wordt de vaarroute in alle gevallen met een rechte verbinding aangesloten op het aanhaakpunt in de havenmond. Hier gaat de binnengaats route over in een zeeroute. U kunt de aanhaakpunten inzien door de kaartlaag 'Scheepvaart netwerk' aan te zetten. Het is noodzakelijk om routes via dit punt te laten lopen. Als u slechts een deel van deze route wilt meenemen in de projectbijdrage, bijvoorbeeld omdat het vaartuig eerder is opgenomen in het heersend vaarbeeld, of als slechts een deel van de route aan uw specifieke project is toe te kennen, kunt u de aanlegplaats en de mee te nemen route beter los van elkaar intekenen. Er kan ook worden gekozen voor een zeeroute. Ook deze route wordt ingetekend als lijnbron. Na het intekenen van de vaarroute klikt u op het tabblad 'Zeevaartuigen, type en emissie'. U voert vervolgens de gegevens in en klikt op 'Bewaar'.

2.7 Emissiebronnen - verdieping - mobiele werktuigen

Deze video geeft een toelichting over hoe mobiele werktuigen worden ingevoerd in AERIUS Calculator.

Mobiele werktuigen zijn machines of voertuigen die geen gebruikmaken van de openbare weg en bijvoorbeeld worden ingezet in de industrie, landbouw of bij bouwprojecten. Voorbeelden van mobiele werktuigen zijn tractoren en landbouwwerktuigen, graafmachines, bulldozers, heftrucks, hijskranen en ook statische bronnen zoals generatoren en aggregaten. Bij de sector kunt u daarom ook kiezen voor drie groepen mobiele werktuigen, namelijk 'Landbouw', 'Bouw, Industrie en Delfstoffenwinning' en 'Consumenten mobiele werktuigen'. Wij kiezen in dit voorbeeld voor de sector 'Landbouw'. Sommige mobiele werktuigen, zoals tractoren, kunnen al naargelang hun gebruik ook deels onder wegverkeer vallen.
Soms worden elektrische mobiele werktuigen ingezet. Hierbij komt geen stikstof vrij. Indien deze apparaten echter worden opgeladen met bijvoorbeeld een aggregaat, dient de uitstoot van de oplaadapparatuur wel meegenomen te worden in de AERIUS-berekening.

De emissies van mobiele werktuigen zijn afhankelijk van de emissienormen die van toepassing zijn op het desbetreffende mobiele werktuig. Om de berekening te maken voert u per stageklasse het brandstofverbruik, het aantal draaiuren, en bij aanwezigheid van een SCR ook het AdBlue-verbruik in. Wij lichten in deze video de invoer op basis van stageklasse toe. Met deze gegevens is de emissie nauwkeurig te berekenen, maar het goed inschatten van deze cijfers kan lastig zijn. In de 'Instructie Gegevensinvoer' vindt u verschillende methoden die u kunnen helpen bij het bepalen van deze cijfers. Wanneer u een andere methode kiest, bijvoorbeeld omdat het mobiele werktuig niet gekoppeld kan worden aan een stageklasse, voert u deze in via een eigen specificatie binnen de sector 'Anders'. Wees er dan alert op dat de temporele variatie in de sector 'Anders' default is ingesteld op 'Continue emissie' in plaats van 'Standaard Profiel Industrie'. Het is dus nodig om deze defaultoptie aan te passen, omdat er anders een verschil in de rekenresultaten kan ontstaan. Het is aan de initiatiefnemer om de gekozen methode toe te lichten en te onderbouwen.

Mobiele werktuigen hebben veelal een vaste standplaats, een bepaalde vaste route of rijden binnen een beperkt werkgebied. Een vaste standplaats wordt gemodelleerd met een puntbron. Een werktuig over een bepaalde vaste route wordt als lijnbron ingevoerd. Voor werktuigen die rijden of verplaatsen binnen een bepaald en meestal beperkt werkgebied leent één of meer vlakbronnen zich het beste. Wij maken nu als voorbeeld een vlakbron aan. We sluiten het aanmaken van de vlakbron af met een dubbelklik.

Voor een berekening op basis van stageklasse wordt informatie gevraagd over de stageklasse, het brandstofverbruik, de draaiuren en indien van toepassing het AdBlue-verbruik. Op basis van deze informatie berekent AERIUS automatisch de totale emissies. U klikt op 'Nieuwe subbron' om een mobiel werktuig aan de vlakbron toe te voegen. Dit doet u als er bijvoorbeeld meerdere mobiele werktuigen binnen één vlakbron rondrijden. U voert bij 'Beschrijving' een zelfgekozen naam in. Wij voeren hier 'Voorbeeld' in. De emissiefactor is afhankelijk van het bouwjaar van de motor en het vermogen. Op basis hiervan moet de bijbehorende stage- en vermogensklasse worden gekozen. Daarna vult u het brandstofverbruik in liters per jaar in. Als het brandstofverbruik onbekend is, vindt u in de Instructie Gegevensinvoer hulp bij het inschatten van het brandstofverbruik. Vervolgens vult u het verwachte aantal draaiuren per jaar in. Het gaat in AERIUS om het totaal aantal draaiuren, waarbij stationair en belast worden opgeteld. Tot slot vult u het AdBlue-verbruik in. Deze informatie hoeft u alleen in te vullen wanneer er een SCR aanwezig is. Het verbruik van AdBlue varieert. U kunt eigen gegevens gebruiken, of uitgaan van de normale waarden van 3 procent voor stage drie en grotere motoren stageklasse vijf, of 6 procent voor alle andere stageklassen hoger dan drie. Het AdBlue-verbruik is in AERIUS gelimiteerd tot 4 procent voor stage drie en grotere motoren stageklasse vijf, en 7 procent voor alle andere stageklassen hoger dan drie. Wanneer alle informatie is ingevuld, klikt u op de knop 'Bewaar'.

Voor de verspreidingsberekening zijn ook bronkenmerken zoals emissiehoogte en de spreiding relevant. Als u kiest voor een berekening op basis van stageklasse, dan hanteert AERIUS vaste waarden voor de hoogte, spreiding, warmte-inhoud en etmaalvariatie. Deze waarden komen overeen met de gemiddelde waarden voor bronnen binnen deze sector. U kunt deze waarden niet veranderen. Als u kiest voor een eigen specificatie via sectorgroep 'Anders', dan dienen de waarden voor de hoogte, spreiding, warmte-inhoud en etmaalvariatie wél aangepast te worden.

2.8 Gebouwen - gebouwinvloed

Deze video geeft een toelichting op gebouwinvloed. Wanneer een emissiebron op een gebouw staat of dicht bij een gebouw gelegen is kan dit gebouw invloed hebben op de verspreiding van emissies. Of gebouwinvloed wordt meegenomen wordt bepaald op basis van vier criteria. Deze worden in deze video verder toegelicht. Ook wordt er een toelichting gegeven op hoe in AERIUS een gebouw wordt aangemaakt en hoe dit gebouw kan worden gekoppeld aan een emissiebron. Deze video is een verdieping op het onderdeel emissiebronnen met de focus op mobiele werktuigen. Het voorbeeld dat in deze video wordt gebruikt is landbouwvoertuigen. In de video worden emissies en emissienormen besproken. Ook laten wij zien hoe de locatie van voertuigen, stageklasse en bronkenmerken kunnen worden ingevoerd.

Wanneer een emissiebronop een gebouw staat of dicht bij een gebouw is gelegen, kan dit gebouw de verspreiding van de emissies beïnvloeden. Voor het meenemen van gebouwinvloed zijn een viertal criteria van toepassing. Criterium 1: De bron wordt gemodelleerd als een stationaire puntbron. Gebouwinvloed wordt niet meegenomen bij bronnen zoals rijdend verkeer, railverkeer en scheepvaart. Ook bij vlakbronnen wordt gebouwinvloed niet meegenomen. Criterium 2: De puntbron staat op een dominant gebouw of dicht bij één of meerdere dominante gebouwen. Een dominant gebouw is een gebouw dat een relatief groot obstakel vormt in zijn omgeving. Criterium 3: De hoogte van het emissiepunt is minder dan 2,5 keer de hoogte van het gebouw. Criterium 4: De afstand van de emissiebron tot de meest nabije stikstofgevoelige natuur is minder dan 3 kilometer. Na 3 kilometer mag gebouwinvloed worden verwaarloosd.

In deze video laten we zien hoe gebouwinvloed meegenomen kan worden in AERIUS Calculator. Voor het aanmaken van een nieuw gebouw tekent u een gebouw in op de kaart of voert u de coördinaten van de hoekpunten in. Ook kunt u gegevens
van bestaande gebouwen importeren. Vervolgens koppelt u een emissiebron aan het gebouw en kiest u het toepassen van gebouwinvloed.

Om een gebouw aan te maken, klikt u in het tabblad 'Invoer' op 'Gebouwen'. U kiest voor 'Nieuw gebouw'. U kunt een gebouw ook importeren uit een eerdere berekening. Vervolgens geeft u het gebouw een naam. U tekent het gebouw in op de kaart. Een gebouw is altijd een vlakbron. U sluit het intekenen af met een dubbelklik. Automatisch verschijnen in het venster de lengte, breedte en oriëntatie van het gebouw. De gebouwhoogte vult u zelf in. Wanneer u klaar bent met het intekenen van een gebouw, klikt u op de knop 'Bewaar'.

Wanneer u een gebouw wilt koppelen, gaat u terug naar het tabblad 'Emissiebronnen'. We kiezen nu de puntbron dierhuisvesting die we eerder hebben aangemaakt. Wanneer u nog geen puntbron heeft aangemaakt, doet u dit eerst. Onder het tabblad 'Bronkenmerken' zet u vervolgens een vinkje bij 'Gebouwinvloed'. Er verschijnt een drop-downmenu. U selecteert hier het gebouw dat u wilt koppelen. AERIUS past nu automatisch gebouwinvloed toe in de berekening. Vergeet tot slot niet om op de knop 'Bewaar' te drukken.

3.1 Rekenpunten

Deze video geeft uitleg over het tabblad “Rekenpunten”. De volgende onderwerpen worden toegelicht in deze video: nieuw rekenpunt toevoegen, automatisch rekenpunten bepalen, handmatig bepalen van rekenpunten en rekenpunten toevoegen.

Het volgende tabblad is het tabblad 'Rekenpunten'. AERIUS Calculator rekent automatisch op een vaste set rekenpunten. U hoeft deze rekenpunten als gebruiker niet zelf toe te voegen. Het is wel mogelijk om handmatig of automatisch eigen rekenpunten toe te voegen. Dit gaat via de knoppen 'Nieuw rekenpunt' of 'Automatisch bepalen'.

Via de knop 'Nieuw rekenpunt' voegt u handmatig rekenpunten toe. Dit doet u door te klikken op de kaart of een coördinaat in te voeren.

Via de knop 'Automatisch bepalen' kunt u automatisch rekenpunten laten toevoegen in AERIUS. Wanneer u een vinkje zet bij 'Buitenlandse natuurgebieden' worden rekenpunten geplaatst op Natura 2000-gebieden in het buitenland. In alle gebieden binnen een straal van 25 kilometer wordt automatisch één rekenpunt geplaatst op het punt in het Natura 2000-gebied dat het dichtste bij uw emissiebron ligt.

U kunt ook kiezen voor de optie 'Op habitattypen in binnenland'. Hiermee worden rekenpunten aangemaakt op alle relevante habitattypen in Nederlandse Natura 2000-gebieden. Tevens wordt automatisch het dichtstbijzijnde punt binnen de begrenzing van elk gebied berekend wanneer dit dichterbij is dan het dichtstbijzijnde habitattype. U kunt een straal tot maximaal 25.000 meter opgeven.

Wij kiezen nu voor de optie 'Buitenlandse natuurgebieden. Na het zetten van uw vinkjes klikt u op 'Bepaal' om de rekenpunten aan te maken. We klikken vervolgens op 'Voeg toe' om de gegenereerde rekenpunten toe te voegen aan de lijst met rekenpunten. De lijst met rekenpunten wordt getoond. Om meer rekenpunten toe te voegen kunt u klikken op één van de volgende opties: 'Nieuw rekenpunt' of 'Automatisch bepalen'. U kunt een rekenpunt ook bewerken of verwijderen. Wanneer u de CTRL-knop ingedrukt houdt, kunt u meerdere rekenpunten tegelijkertijd selecteren.

4.1 Rekentaken

Deze video gaat over het aanmaken van rekentaken in AERIUS Calculator. In deze video worden de verschillende typen rekentaken en rekenmethodes toegelicht. Ook wordt er uitgelegd hoe de juiste situatie kan worden gekozen in AERIUS. Het filmpje wordt afgesloten met een toelichting hoe de rekentaak uiteindelijk kan worden berekend en geëxporteerd.

Wanneer u alle emissiebronnen en eventuele rekenpunten heeft ingevoerd, kunt u beginnen met het aanmaken van een rekentaak. U klikt op het tabblad 'Rekentaken'. Vervolgens klikt u op 'Nieuwe rekentaak'. Een rekentaak bestaat uit een selectie van situaties die samen doorgerekend worden, en een keuze voor de rekenmethode. In het blauwe veld vult u in welke situaties u door wilt rekenen en wat voor type berekening u wilt uitvoeren.

In het dropdownmenu 'Type rekentaak' kunt u kiezen uit drie mogelijkheden: projectberekening, maximaal tijdelijk effect en enkele situatie. De projectberekening is bedoeld voor een berekening behorende bij een vergunningaanvraag. Een projectberekening moet minimaal één beoogde situatie bevatten en kan optioneel een referentiesituatie of salderingssituatie bevatten. Een maximaal-tijdelijk-effect-berekening is bedoeld om van meerdere tijdelijke situaties per hexagon de maximale depositie te bepalen. U kunt eventueel een referentiesituatie of salderingssituatie betrekken in deze berekening. Een berekening voor maximaal tijdelijk effect moet minimaal één tijdelijke situatie bevatten en kan geen beoogde situatie bevatten. U kunt de resultaten van deze berekening niet exporteren als PDF. Een enkele situatie is bedoeld om één situatie door te rekenen, ongeacht het type. Wij maken nu een projectberekening.

Onder rekenmethode kiest u op welke wijze de resultaten berekend moeten worden. U kunt kiezen tussen 'Wnb-methode' of 'Alleen eigen rekenpunten'. De Wnb-methode berekent automatisch de resultaten die relevant zijn voor de vergunningverlening, inclusief eventuele eigen rekenpunten. 'Alleen eigen rekenpunten' berekent alleen de resultaten van uw eigen rekenpunten. Wij kiezen nu voor de 'Wnb-methode'.

Vervolgens selecteert u in de volgende drie dropdownmenu's welke situaties meegenomen moeten worden in de berekening. Aan de rechterkant van het scherm staat 'n overzicht van alle aangemaakte situaties, inclusief een samenvatting van de belangrijkste invoer. Dit zijn bijvoorbeeld het rekenjaar, de afroomfactor, 't aantal emissiebronnen en de jaarlijkse emissies van NOx en NH3. U selecteert in de dropdownmenu's welke situaties u mee wilt nemen. Situaties die onderdeel zijn van de geselecteerde rekentaak worden vervolgens in het overzicht gemarkeerd met een blauwe lijn aan de linkerkant.

Nadat u alle informatie over de rekentaak heeft ingevuld, kunt u kiezen of u de berekening wilt starten in AERIUS of dat u de ingevoerde gegevens direct wilt exporteren. Wanneer u kiest voor exporteren, worden de resultaten niet getoond
in AERIUS Calculator. Wij kiezen daarom nu voor de optie 'Berekenen'. Nadat de berekening gestart is, ziet u een draaiend icoon boven in het blauwe veld. Ook ziet u in het notificatiecentrum dat de berekening is gestart. Wanneer u klikt op 'Resultaten' kunt u ook de status van uw berekening inzien.

5.1 Resultaten

Deze video geeft een toelichting op de resultaten van een AERIUS-berekening. De verschillende onderdelen van de resultaten pagina worden belicht. Eerst worden alle onderdelen van de dropdownmenu's toegelicht. Bij het onderdeel resultaten zijn drie tabbladen: “Depositieverdeling”, “Markers” en “Habitattypen”. Deze drie tabbladen worden ook behandelt. De video wordt afgesloten met een toelichting over het gebruiken van een infomarker.

Wanneer de rekentaak is gestart, ziet u in het tabblad 'Resultaten' de status van de berekening. Wanneer u in de wachtrij staat, ziet u het aantal berekeningen voor u. Wanneer de berekening is gestart, ziet u wat de voortgang van uw berekening is. Ook ziet u dat de berekening wordt uitgevoerd doordat getallen verschijnen en hexagonen zichtbaar worden op de kaart. Wanneer de berekening is afgerond, verschijnen de definitieve resultaten in beeld. Wanneer u meerdere rekentaken heeft uitgevoerd, kunt u wisselen tussen de rekentaken door te klikken op het dropdownmenu 'Rekentaak'. U ziet vervolgens op de linkerhelft van het scherm de kaart met resultaten en op de rechterhelft van het scherm
het overzicht van resultaten. We kijken nu eerst naar de rechterhelft van het scherm.

Boven in het scherm ziet u vier dropdownmenu's. In het menu 'Situatie' kunt u kiezen voor welke situatie de resultaten in beeld komen. In het menu 'Resultaat' kunt u aangeven of u het situatieresultaat of de projectberekening wilt inzien. Wanneer de berekening een tijdelijke situatie bevat, ziet u hier ook de optie 'Maximaal tijdelijk effect'. Deze berekening bevat echter geen tijdelijke situatie. Wanneer een projectberekening is uitgevoerd, wordt dit resultaat default getoond. Dit is de bijdrage in de beoogde situatie minus de bijdrage in de referentiesituatie en/of de salderingssituatie. Wanneer u kiest voor 'Situatieresultaat', ziet u de resultaten voor alleen de geselecteerde situatie. In het menu 'Stof' staat standaard de optie NOx + NH3 aan. Het is ook niet mogelijk om te kiezen voor een andere optie. In het menu 'Weergave' kunt u kiezen uit de opties OwN2000-registratieset, relevante hexagonen, hexagonen met een hersteldoel, en eigen rekenpunten wanneer van toepassing. De standaardinstelling is de OwN2000-registratieset. Dit is het deel van de relevante hexagonen dat relevant is voor de stikstofregistratie in het kader van toestemmingsverlening. Het gaat om relevante hexagonen waar sprake is van een overbelasting van de meest kritische depositiewaarde, of een naderende overbelasting van de meest kritische depositiewaarde. Er is sprake van een naderende overbelasting wanneer de achtergronddepositie minder dan 70 mol onder de KDW ligt. De relevante hexagonen zijn alle hexagonen in Natura 2000-gebieden die stikstofgevoelige natuur bevatten. U kunt ook de weergave 'Hexagonen met hersteldoelen' selecteren om enkel deze hexagonenset te tonen. Wanneer u eigen rekenpunten heeft aangemaakt, kunt u ook kiezen om alleen de resultaten voor eigen rekenpunten te bekijken. Wij kiezen nu voor een projectberekening met de weergave OwN2000-registratieset, omdat dit de weergave is waarnaar gekeken wordt in het kader van toestemmingsverlening.

Onder de dropdownmenu's ziet u het overzicht met samenvattende resultaten. We bespreken nu puntsgewijs alle getoonde resultaten. Let op: Wanneer de door u ingevoerde activiteit geen resultaten of resultaten van minder dan 0,005 mol per hectare per jaar oplevert, dan ziet u in plaats van cijfers een liggend streepje en de melding 'Er zijn geen resultaten voor deze situatie'. Onder 'Berekend (ha gekarteerd)' ziet u op hoeveel hectaren AERIUS heeft gerekend. Het gekarteerd oppervlak is het oppervlak binnen elk hexagon waar zich daadwerkelijk stikstofgevoelige natuur bevindt. Hieronder zien we op hoeveel hectare een toename van stikstofdepositie berekend is, en op hoeveel hectare een afname van stikstofdepositie berekend is. Beide resultaten worden weergegeven in hectare gekarteerd oppervlak. Daarnaast ziet u de 'Hoogste totale depositie'. Dit is de depositie op het hexagon met de hoogste optelsom van achtergronddepositie en depositie als gevolg van de ingevoerde activiteit, in mol stikstof per hectare per jaar. Hieronder ziet u de grootste toename. Dit is de toename op het hexagon waar de toename van stikstofdepositie als gevolg van de ingevoerde activiteit
het grootst is. Hieronder ziet u ook de grootste afname. Dat is de afname op het hexagon waar de afname van stikstofdepositie als gevolg van de ingevoerde activiteit het grootst is.

Onder het overzicht met data ziet u drie tabbladen. Hier vindt u aanvullende functies die u kunt gebruiken om de resultaten verder te analyseren. U ziet de tabbladen 'Depositieverdeling', 'Markers' en 'Habitattypen'.

Onder 'Depositieverdeling' ziet u de verdeling van depositie naar oppervlakte per natuurgebied. Hier vindt u een lijst van alle Natura 2000-gebieden waar een depositie op berekend is. Het bovenste gebied is het gebied waarop de hoogste depositie berekend is. Wanneer u klikt op het icoon met twee pijltjes, rechtsbovenin, dan zoomt u in naar een overzicht van het betreffende gebied. Wanneer u klikt op een Natura 2000-gebied, klapt een nieuw venster uit waarin een staafdiagram wordt getoond. Hier ziet u de verdeling van depositiein het betreffende gebied. U kunt zowel groene als paarse staven zien in het diagram. Een groene staaf duidt op een oppervlakte waarover afname is berekend. Een paarse staaf duidt op een oppervlakte waar een toename over is berekend. U kunt klikken op de gegevens om alleen specifieke gegevens op de kaart te tonen. Er verschijnt een blauw balkje onder de gegevens die u heeft geselecteerd. U kunt de kaart verslepen en inzoomen om de betreffende hexagonen beter in beeld te krijgen.

Naast het tabblad 'Depositieverdeling' vindt u het tabblad 'Markers'. Wanneer u dit tabblad opent, worden per Natura 2000-gebied markers getoond met de hoogste totale depositie, de grootste toename en de grootste afname. Alle data worden gegeven in mol per hectare per jaar. In de tabel ziet u de gegevens per marker. U ziet de markers ook op de kaart. U kunt opnieuw het icoon met twee pijltjes gebruiken om naar een specifiek gebied te navigeren op de kaart.

Het derde tabblad is het tabblad 'Habitattypen'. Wanneer u op dit tabblad klikt, wordt automatisch de kaartlaag 'Stikstofgevoelige habitattypen' getoond. Zo wordt direct zichtbaar waar stikstofgevoelige natuur ligt. Per Natura 2000-gebied ziet u een lijst van habitattypen die voorkomen in het gebied. Wanneer u met de muis over de habitattypen beweegt, lichten deze op op de kaart. U kunt ook op een habitattype klikken om deze zichtbaar te houden. In de tabel is daarnaast informatie over het habitattype beschikbaar en u ziet het berekende oppervlak en de KDW van het habitattype. U kunt diverse opties laten tonen in deze tabel. Automatisch is de optie 'Hoogste percentage KDW' geselecteerd.
U kunt ook kiezen voor 'Hoogste totale depositie', 'Grootste toename' of 'Grootste afname'.

Tot slot kunt u ook de infomarker gebruiken om de resultaten van een berekening verder te analyseren. Eerder in deze cursus is de infomarker aan bod gekomen. Na het maken van een berekening kunt u de infomarker gebruiken door te klikken op de kaart. U kunt bijvoorbeeld het hexagon met de grootste depositietoename selecteren met de infomarker. De resultaten worden dan op hexagon-niveau getoond. Onder het tabblad 'Resultaten' ziet u de berekende depositie die wordt veroorzaakt als gevolg van het ingevoerde project. Op dezelfde manier kunt u ook de resultaten op andere hexagonen bekijken. De overige functies van de infomarker zijn toegelicht in een eerdere video.

6.1 Exporteren

In deze video wordt toegelicht hoe berekeningen worden geëxporteerd in AERIUS-calculator. Er zijn drie mogelijkheden om bestanden te exporteren: “invoerbestanden”, “rekentaak” en “rapportage”. Alle drie de mogelijkheden worden behandeld in de video.

U kunt de resultaten van een berekening exporteren. Dit doet u in het tabblad 'Exporteren'. U heeft drie mogelijkheden om een bestand te exporteren: 'Invoerbestanden', 'Rekentaak' of 'Rapportage'.

Wanneer u kiest voor 'Invoerbestanden', dient u te selecteren welke situaties u mee wilt nemen in de export. Optioneel kunt u ook aanvullende gegevens invoeren. Voer vervolgens het e-mailadres in en klik op 'Exporteer'.

(Voorbeeld van een e-mailadres wordt ingevoerd.)

Er verschijnt een melding dat de export is gestart. Het kan enige tijd duren voordat u de bestanden ontvangt. U ontvangt vervolgens een e-mail met daarin een GML-bestand met de betreffende informatie. U kunt het GML-bestand ook rechtstreeks downloaden vanuit de applicatie. Dit doet u door in het 'Notificatiecentrum' te klikken op 'Download bestand'. U kunt een GML-bestand op een later moment weer importeren in AERIUS om het bestand te bekijken of verder te werken in het bestand.

Wanneer u kiest voor 'Rekentaak', kunt u een GML-bestand inclusief rekentaak en rekenresultaten exporteren. U selecteert in het dropdownmenu de rekentaak die u wilt exporteren. U kunt optioneel aanvullende gegevens invoeren. Voer vervolgens het e-mailadres in en klik op 'Exporteer'. Er verschijnt een melding dat de export is gestart. Het kan enige tijd duren voordat u de bestanden ontvangt. U ontvangt vervolgens een e-mail met daarin een GML-bestand met de betreffende informatie. U kunt het GML-bestand ook rechtstreeks downloaden vanuit de applicatie. Dit doet u door in het 'Notificatiecentrum' te klikken op 'Download bestand'. U kunt ook dit GML-bestand op een later moment weer importeren in AERIUS.

Wanneer u kiest voor 'Rapportage', ontvangt u in plaats van een GML- een PDF-bestand met de resultaten van de berekening. U kunt het type rapportage en de rekentaak die in de rapportage moet worden weergegeven selecteren via de dropdownmenu's. Vervolgens is het verplicht om de aanvullende gegevens in te voeren. Deze gegevens worden ook toegevoegd aan de PDF-rapportage.

(Voorbeeld van rechtspersoon, projectnaam, straat en huisnummer, postcode, plaatsnaam en beschrijving wordt ingevoerd. 'Ik ga akkoord met het invoeren van de gegevens' wordt aangevinkt.)

Voer vervolgens het e-mailadres in en klik op 'Exporteer'. Er verschijnt een melding dat de export is gestart. Het kan enige tijd duren voordat u de bestanden ontvangt. U ontvangt vervolgens een e-mail met daarin een PDF-bestand met de betreffende informatie. U kunt het PDF-bestand ook rechtstreeks downloaden vanuit de applicatie. Dit doet u door in het 'Notificatiecentrum' te klikken op 'Download bestand'. U kunt een PDF-bestand openen met een PDF-lezer op de computer. U kunt het PDF-bestand ook opnieuw importeren in AERIUS Calculator. Let op: na het ontvangen van een export uit AERIUS per mail heeft u drie dagen de tijd om de export op te halen. Dit doet u door te klikken op de link in de mail en het bestand te downloaden. Na drie dagen verloopt de link. Het is daarna niet meer mogelijk om uw bestanden terug te halen. Deze worden niet automatisch opgeslagen.

7.1 PDF-rapportage

In deze video worden de verschillende hoofdstukken uit de PDF-rapportage van een AERIUS-berekening behandeld. De volgende onderdelen worden toegelicht: bronnen en gebouwen per situatie, kaart, resultaten, eigen rekenpunten en emissies per bron. De video wordt afgesloten met informatie over het opnieuw importeren van een berekening.

De PDF geeft een samenvatting van de resultaten uit de AERIUS-berekening. Op de voorpagina kunt u direct navigeren naar het overzicht, de samenvatting van situaties, resultaten en detailgegevens per emissiebron.

Op de eerste pagina van de PDF kunt u de contactgegevens, een korte omschrijving van het project en de belangrijkste resultaten van de berekening vinden. Onder 'Contactgegevens' vindt u de rechtspersoon en inrichtingslocatie. Onder 'Activiteit' vindt u een omschrijving van het project. Onder 'Berekening' vindt u het unieke AERIUS-kenmerk, de datum en tijd waarop de berekening is uitgevoerd, en de rekenconfiguratie die laat zien welke rekeninstellingen zijn gekozen. Onder 'Totale emissie' staat de emissie van alle emissiebronnen per berekende situatie. Onder 'Resultaten' wordt een samenvatting van de resultaten gegeven. U ziet hier op welk hexagon de hoogste bijdrage is berekend, wat de gekarteerde oppervlakten met toename en afname zijn, en wat de grootste toename en afname zijn.

De volgende pagina's geven een overzicht van de ingevoerde bronnen en gebouwen per situatie. Onder 'Emissiebronnen' ziet u een lijst met ingevoerde emissiebronnen en hun emissies. Vervolgens ziet u een kaart waarop de emissiebronnen zijn weergegeven. Ook ziet u markers die de locaties met de hoogste depositie en de grootste depositietoename aangeven. Daarnaast ziet u in geel het eigen rekenpunt dat is toegevoegd. In de legenda vindt u de betekenis van de diverse symbolen.

Op de pagina 'Resultaten stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden inclusief saldering en/of referentie' vindt u tabellen met de berekende resultaten. In de eerste tabel ziet u de totale resultaten van de depositie op alle Natura 2000-gebieden waar sprake is van een depositie. In de tweede tabel zijn de resultaten
opgedeeld per Natura 2000-gebied. De gebieden worden gerangschikt op basis van grootste depositietoename. In deze tabellen ziet u de volgende gegevens: het berekend oppervlak, de hoogste totale depositie, het aantal hectare waar toename is berekend, de grootste toename op een hexagon, het aantal hectare waar een afname is berekend en de grootste afname op een hexagon. Tot slot ziet u als laatste tabel een overzicht van alle Natura 2000-gebieden waar in de beoogde situatie een bijdrage groter dan 0,00 mol is berekend, maar waar in de projectberekening geen toe- of afname is berekend.

Op de volgende pagina ziet u een tabel met resultaten op de eigen rekenpunten. U vindt hier ook de coördinaten van de eigen rekenpunten en de projectbijdrage op de eigen rekenpunten. Vervolgens ziet u op de volgende pagina's de stikstofemissies per ingevoerde bron. U ziet per emissiebron ook belangrijke factoren die invloed hebben op de emissie van de betreffende bron. Een onderstreepte waarde is een defaultwaarde. Een niet-onderstreepte waarde is een waarde die door de gebruiker is ingevoerd.

Op de laatste pagina van de PDF staat met welke versie van AERIUS de berekening is uitgevoerd. Deze informatie vindt u onder 'Rekenbasis'. Elke PDF kan opnieuw worden geïmporteerd in AERIUS Calculator. U kunt deze functie gebruiken om een berekening verder te analyseren, aan te passen of een herberekening te maken na een actualisatie van AERIUS.